Geplaatst op 17.03.21
De rechtbank Gelderland heeft op 5 juni 2019 uitspraak gedaan over aansprakelijkheid voor beroepsziekte. De werknemer van een meubelstoffeerbedrijf stelde dat hij schouderklachten had overgehouden aan de werkzaamheden bij zijn werkgever. Welke vereisten gelden er voor een geslaagde aansprakelijkstelling van de werkgever bij een claim voor beroepsziekten?
Werkgevers kunnen aansprakelijk zijn voor de schade aan werknemers. De schade moet het gevolg zijn van een ongeval op het werk. De werknemer moet in zo’n geval stellen en (bij betwisting door de werkgever) bewijzen dat hij in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade heeft opgelopen. De werkgever is dan best vaak aansprakelijk. In twee gevallen is de werkgever niet aansprakelijk. De werkgever moet aantonen dat hij heeft voldaan aan zijn zorgplicht (deze is best vergaand), of hij moet aantonen dat het letsel in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer (is vaak niet aan de orde).
Bij beroepsziektes kan het voor een werknemer erg moeilijk zijn om aan te tonen dat hij schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Dat is moeilijk omdat een beroepsziekte pas jaren later opspeelt. Bijvoorbeeld de schildersziekte door het werken met vluchtige organische stoffen (V.O.S.) en mesothelioom bij arbeiders uit de asbest-industrie (de ziekte ontstaat pas jaren later). In dergelijke gevallen is het lastiger om aan te tonen dat de schade is ontstaan in de uitoefening van de (toenmalige) werkzaamheden, dan in de gevallen waarbij een werknemer bijvoorbeeld op het werk door het dak valt omdat hij – per ongeluk – op een licht doorlatende golfplaat is gaan staan.
Daarom bestaat voor werknemers bij beroepsziektes de mogelijkheid om een beroep te doen op de omkeringsregel. Deze regel houdt in dat, wanneer een werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden (1) is blootgesteld aan voor de gezondheid gevaarlijke omstandigheden en (2) de werknemer ook daadwerkelijk schade aan zijn gezondheid heeft opgelopen, het door de werknemer te bewijzen oorzakelijk verband tussen de werkzaamheden en die schade in beginsel wordt aangenomen indien de werkgever heeft nagelaten de maatregelen te treffen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer dergelijke schade lijdt. Deze omkeringsregel behelst dus het vermoeden dat de gezondheidsschade van de werknemer is veroorzaakt door de omstandigheden waarin hij zijn werkzaamheden heeft verricht.
Het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden dienen bepaald en zeker te zijn. Voor een geslaagd beroep op de omkeringsregel is nodig dat de werknemer:
In de bovengenoemde uitspraak van 5 juni 2019 slaagde het beroep op de omkeringsregel niet. Zo had de werknemer daarvoor te weinig aangetoond ten aanzien van de arbeidsomstandigheden: er was te veel onduidelijkheid blijven bestaan over de (herhaalde) fysieke belasting van bepaalde werkzaamheden. Het kon dus niet vastgesteld worden of de arbeidsomstandigheden schadelijk zouden kunnen zijn geweest voor de gezondheid van de werknemer.
Daarnaast was uit zowel het onderzoek van de verzekeringsarts als uit dat van de medisch adviseur gebleken dat de werknemer in zijn vrije tijd veel schouderbelastende hobby’s uitvoerde, waaronder gitaarspelen, mondharmonica spelen, schieten met pistool en geweer, hout draaien en timmeren.
De rechtbank oordeelde dat de combinatie van de onduidelijkheid omtrent de arbeidsomstandigheden met de schouderbelastende hobby’s van de werknemer maakte dat het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden te onbepaald en te onzeker is. Voor toepassing van de omkeringsregel was dan ook geen plaats.
Hebt u vragen over werkgeversaansprakelijkheid bij beroepsziekten, neem contact met ons op: 085-401 73 57.